Op zaterdag avond 11 maart 2007 wordt Rinie Mulder in de Utrechtse wijk ondiep neergeschoten door een politieman. De Rijksrecherche start die avond rond 21.30 een onderzoek naar het schietincident. Dat gaat niet snel: Pas 6 weken later wordt de schietende agent, die om veiligheidsredenen met 'W201' wordt aangeduid formeel als verdachte aangemerkt en pas in de zomer vinden bij de rechter commissaris de eerste verhoren plaats, terwijl op 1 november een reconstructie wordt gehouden in een Zaanse loods.
Bijna een jaar na het onderzoek wordt het onderzoek afgesloten en op 19 februari deelt het OM in Utrecht mee dat 'w201' niet zal worden vervolgd. Volgens het OM heeft hij gehandeld uit zelfverdediging. Hij kon niet vluchten en onder de omstandigheden kon niet van hem worden verwacht dat hij op minder vitale delen zou hebben geschoten.
Onpartijdigheid?
Het persbericht suggereert dat er een onpartijdig onderzoek is geweest door de Rijksrecherche. Het wijkt daarmee echter nogal af van wat de officiele stukken zeggen:
Persbericht | Onderzoeksrapport | |
"Direct na het gebeuren is de rijksrecherche een onderzoek gestart. Dit onderzoek heeft zich geconcentreert op het schietincident. Doel was om duidelijkheid te krijgen over de toedracht van het incident zodat beoordeeld kon worden of het geweld rechtmatig is geweest. Het onderzoek naar de vechtpartij is aanvankelijk gedaan door de politie Utrecht en vanaf 18 maart door de politie Amsterdam-Amstelland" | "Onmiddelijk na het schietincident is de afdeling Forensisch Onderzoek van de politie Utrecht op de plaats delict een onderzoek gestart. Omwille van de onpartijdigheid is het onderzoek op de plaats delict tussen 11 maart 2007 te 21.30 en 12 maart te 3.30 overgenomen door het team Forensische Opsporing van de politie Amsterdam-Amstelland" |
Hiermee heeft justitie belangrijke informatie verzwegen. Het OM maakte medio vorige maand bekend dat de Rijksrecherche in het belang van de objectiviteit vanaf het begin bij het onderzoek betrokken was. Uit de genoemde stukken blijkt het tegendeel.
De hoofdofficier van justitie had rond 21.30 uur contact met de Rijksrecherche. Dat was een half uur na het schietincident. Rechercheurs waren echter pas om 23.30 uur ter plaatse. In de tussentijd zouden Utrechtse rechercheurs onderzoekshandelingen hebben verricht, waarbij foto's zijn gemaakt en een tent over de plaats van het incident werd gezet.
De ooggetuigen
Volgens het persbericht waren er twee ooggetuigen. Dat klopt echter niet. Uit het onderzoek blijkt dat er nóg een getuige was: Een 11-jarig meisje, dat wakker was geworden van de herrie op straat, zou hebben verklaard hoe de agent het wapen met twee handen vasthad. Mulder zou geen mes hebben vastgehouden. Ook zou de politiemotor niet de vluchtweg van W201 versperd hebben. Zij is de enige getuige à charge, maar justitie concludeert dat haar hele verklaring onbruikbaar is. In het persbericht wordt deze getuige verder verzwegen.
De Ambtsinstructie
Het persbericht vermeld ook niet dat uit het vertrouwelijk proces-verbaal blijkt dat het schieten op Mulder niet geoorloofd was. Dat mag alleen bij de aanhouding van een vuurwapengevaarlijke verdachte of wanneer een verdachte van een ernstig feit probeert te vluchten. Het vertrouwelijke rapport zegt het volgende:
"Het schieten door W201 is naar oordeel van de adviescommissie niet conform de Ambtsinstructie. Er was geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7 van de Ambtsinstructie" |
Beïnvloeding?
Voorts maakt het persbericht melding van de reconstructie in de loods in Zaandam. J. Stolk, inspecteur van de politie en motor-vakdocent aan de Nederlandse Politie Academie is hierbij getuige deskundige. Aan hem de taak te beoordelen of de reconstructiescènes kloppen bij de verklaringen van W201. Hierbij is contact tussen de getuige deskundige en de verdachte uit den boze. In het rapport staat echter de volgende notitie:
"Het verdient opmerking dat de getuige-deskundige voorafgaand aan de reconstructie met W201 heeft gesproken hetgeen als absoluut ongewenst moet worden bestempeld. Volgens justitie is er desondanksgeen aanleiding om te veronderstellen dat dit Stolk op relevante wijze heeft beinvloed." |
Klassejustitie
Volgens Mr. W.J. Ausma, advocaat van de familie Mulder, neigt de beslissing om de zaak te seponeren naar klassejustitie. Hij spreekt van een gevaarlijke tendens van grensoverschrijding in de rechtsstaat waarbij politiegeweld te gemakkelijk wordt goedgepraat. Ausma geeft aan in beklag te gaan bij het gerechtshof tegen de beslissing om W201 niet te vervolgen.
Update 27 november 2008
De agent wordt niet vervolgd. Dat heeft het gerechtshof in Arnhem bepaald.
De advocaat van de familie van het slachtoffer, Willem Jan Ausma, zegt dat de uitspraak een teleurstelling is. ‘De familie kan hier moeilijk mee leven. Ze hebben nog zo veel vragen en die zullen nooit worden beantwoord’, aldus Ausma.
Het Openbaar Ministerie had eerder al besloten dat de agent uit noodweer handelde en daarom niet vervolgd zou worden. De familie van het slachtoffer ging in beroep, maar ook nu oordeelde het gerechtsof dat de agent uit zuiver noodweer schoot.