Advocate Hettie Cremers stapt naar het Europees Hof omdat de Extra Beveiligde Inrichting in Vught volgens haar niet voldoet aan de zorgplicht. Haar cliënte Jesse R. werd op 27 mei 2011 op de luchtplaats van de gevangenis aangevallen door Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh.
De Vughtse gevangenis zou volgens de advocate haar cliënt voor dit soort gevaren moeten behoeden. “Mijn cliënt is juist daar geplaatst omdat er een gevaar voor liquidatie is. Het is extra bizar dat hij juist hier zijn leven niet zeker is”, aldus Cremers.
Jesse R. werd ontzet door Erik Jan Q., die ook in de EBI zit.
De plaatsing in de EBI ‘voor zijn eigen veiligheid’ is natuurlijk een farce. Mensen worden in de EBI geplaatst omdat ze het daar extra zwaar hebben.
Het incident blijkt uit een recente uitspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassingen Jeugdbescherming (RSJ) waar Vrij Nederland inzage in had.
Het ging er enkele minuten heftig aan toe. Mohammed B. joeg zijn slachtoffer ‘schoppend en slaand over de luchtplaats’. Blijkbaar was de aanvaller er op voorbereid. Hij droeg die dag bergschoenen en had volgens slachtoffer Jesse R. in de voorgaande maanden bokstraining gevolgd en boeken over vechtsporten besteld.
Advocate Hettie Cremers heeft namens Jesse R. in oktober vorig jaar bij de politie Brabant-Noord aangifte van poging tot moord gedaan. Volgens Jesse R. heeft Mohammed B. gezegd: ‘Dit wordt mijn maand, ik ga een PIW’er (een cipier) of een medegedetineerde vermoorden,’ zou de moordenaar van Van Gogh hebben gezegd. En: ‘Ik ga Ali A. (net als Jessy R. verdachte in het grote liquidatieproces, maar inmiddels uit voorlopige hechtenis) vermoorden want hij is een slechte moslim, of Jesse R. want die is boeddhist en doet toch niets terug.’
Toen Jesse R. werd aangevallen, waren er acht cipiers achter de glazen pui. Ze schreeuwden wel naar Mohammed B. maar grepen niet in. Ze keken toe hoe een derde gedetineerde, Erik Jan Q., tussenbeide kwam. Volgens R. heeft het personeel Q. moedwillig op de luchtplaats toegelaten om te zorgen dat Jessy kon worden ontzet. Volgens zijn advocate Cremers verschuilt de directie zich achter de regel dat werknemers niet aan ‘onnodig gevaar’ mogen worden blootgesteld. Een schijnargument, volgens Cremers: ‘Het risico van geweldpleging is namelijk een normaal bedrijfsrisico.’