zaterdag 6 september 2008

‘Mijn leven is kapot’

Hoe Kenneth Koseyem Ehigiene (40) onterecht in de Bijlmerbajes zat voor drugshandel
door Ruth Hopkins
‘Op 18 december 2002, midden in de nacht, wekte de voordeurbel me uit een diepe slaap. Buiten vroor het. Half wakker stommelde ik in mijn badjas naar de deur. Toen de bel een tweede keer hard en indringend rinkelde, wist ik dat er iets aan de hand was. Voor de deur stonden ongeveer acht politieagenten.

‘U staat onder arrest’, meldden ze mij. Voordat ik wat terug kon zeggen, duwden ze me tegen de muur en boeiden snel mijn handen. Mijn vrouw, kinderen en mijn moeder werd gezegd zich stil te houden. ‘U bent een grote drugshandelaar’, zei een van de agenten toen ik hem vroeg waar ik van verdacht werd. ‘U hebt toch de Nigeriaanse nationaliteit?’

„Jullie hebben de verkeerde voor je. Ik ben Kenneth Ehigiene en ik heb de Nederlandse nationaliteit. Ik ben een zakenman en heb niets met drugs te maken’, zei ik met overslaande stem. Mijn handen trilden. ‘Interessant.’ Dat is het enige wat die agent terug zei.

Mijn dochtertje keek toe hoe zij mij geboeid afvoerden. Buiten stond me een nog grotere verrassing te wachten. De hele buurt was afgezet. Ik werd als een topcrimineel afgevoerd in een cordon politiebusjes.

Na een kort en surrealistisch verhoor kwam ik terecht in een cel in op het politiebureau Marnixstraat in Amsterdam. Die eerste nacht kan ik me nog zo goed herinneren. Ik zat op de rand van mijn bed. Mijn gedachten gingen rond in hetzelfde cirkeltje. Dit kan toch niet waar zijn?

Dat dacht ik steeds. Ik had geen strafblad, had nooit iets met drugs te maken gehad. Ik had toen twee winkels; een fotozaak en een internetwinkel in de Bijlmer. Ik wachtte. Tot de celdeur open zou gaan en de politie verontschuldigingen zou aanbieden. Tot ik weer vrij zou zijn.

Maar tijdens het verhoor zeiden de rechercheurs dat ik een gezocht man was in Duitsland. De Duitsers verwachtten dat ik binnen enkele weken zou worden uitgeleverd. Ik belde mijn echtgenoot en mijn moeder, die bij ons in huis woont. Zij vertelden me dat de politie het hele huis overhoop had gehaald. Allerlei meubels en ook mijn auto waren beschadigd. ‘Dit is een test van God, nu moet je bidden’, zei mijn moeder tegen me.

De volgende dag stond ik voor de rechter-commissaris om te horen waarvan ik werd verdacht. De rechter zei dat ik was gesignaleerd bij het Amsterdamse Centraal Station, waar ik een drugsdeal zou hebben gesloten. Later zou ik een grootschalige heroïnehandel van Turkije naar Europa hebben opgezet.

In Duitsland staat daar 15 jaar voor. Een medeplichtige en een schoonzus van mij hadden een vaag fotootje van mij herkend. Maar op die foto stond een man – ene Michael of Mike - die niet op mij leek!

Aangezien ik in de ogen van de politie nu een grote crimineel was, kwam ik in een ‘beperkt’ detentieregime in de Bijlmerbajes terecht. Ik mocht alleen mijn advocaat spreken, niet buiten luchten, geen contact onderhouden met mijn familie of medegedetineerden.

Kerst en Oud en Nieuw gingen in stilte aan me voorbij. De Duitsers hadden de Nederlandse autoriteiten gevraagd een foto van mij te sturen. Eigenlijk had de politie op dat moment politiefoto’s van mij moeten maken, maar dat gebeurde niet. Ze stuurden een vage foto.

Drie maanden na mijn arrestatie vond de eerste rechtszaak plaats. Ik had 51 bewijsstukken verzameld waaruit bleek dat ik niet in Turkije kon zijn op de momenten waarop Mike in Antalya heroïne handelde. Ook had ik een Duitse advocaat ingeschakeld die in Duitsland de uitlevering aanvocht.

Tegen de Nederlandse rechter zei ik dat er een misverstand was, dat ik niet degene was die ze zochten. Het was zelfs fysiek onmogelijk; ik kon niet op een en dezelfde dag een gesprek met mijn advocaat hebben, of sporten in een Amsterdamse sportschool of een Microsoft examen afleggen en tegelijkertijd drugs dealen in Antalya.

Maar de rechter zag het anders; ik kon al deze dingen doen en vervolgens kon Mike – alias Kenneth Ehigiene – op een vliegtuig naar Turkije springen. Ik wilde mijn foto en die van Mike aan de rechter geven zodat zij het verschil zou kunnen zien, maar ze weigerde zelfs te kijken.

De Duitsers hebben deze strafzaak gestart, zij verrichten net als de Nederlanders degelijk onderzoek, dus de Nederlandse rechter beoordeelt de zaak niet inhoudelijk, redeneerde ze. Ze keek me uitdrukkingsloos aan. Ik mocht terug naar mijn cel.

Wanhopig was ik. Onaangekondigd was ik in een Kafkaëske nachtmerrie terechtgekomen. Er was maar één beroepsmogelijkheid; de Hoge Raad. Topadvocaat Spong zou mijn zaak bepleiten.

Ondertussen had een Duitse professor de foto’s van mij en Mike bestudeerd en geconcludeerd dat we absoluut twee verschillende personen waren. Toen de procureur-generaal van de Hoge Raad zelfs zei dat hier duidelijk sprake was van persoonsverwisseling, hoopte ik voorzichtig dat ik snel vrij zou zijn.

Maar de Hoge Raad oordeelde op 8 juli – zeven maanden na mijn arrestatie – dat ik toch moest worden uitgeleverd aan de Duitsers. Mijn advocaat deelde het me telefonisch mee, in korte zakelijke zinnen: ‘U moet maar een zaak in Duitsland beginnen’, zei hij en hing op.’s Nachts in mijn cel draaide ik door, ik had suïcidale gedachten. Soms was ik zo ver heen dat ik dacht dat ik iemand anders was.

Mijn laatste strohalm van hoop was de rechtszaak die ik in Duitsland was begonnen. De Duitsers vroegen de Nederlandse autoriteiten meermaals politiefoto’s van mij te sturen; iets dat ze meteen na de arrestatie hadden moeten doen. Dit gebeurde pas na de uitspraak van de Hoge Raad.

Toen de Duitse rechter eenmaal de politiefoto’s onder ogen kreeg en het rapport las van de Duitse deskundige, werd het uitleveringsverzoek direct ingetrokken. Zij zagen meteen dat ik en Mike niet op elkaar lijken. Een tweede keer werd ik onaangekondigd gewekt uit mijn slaap. Dit keer vertelden twee gevangenisbewaarders dat ik een vrij man was.

Op 29 juli 2003 keerde ik terug naar mijn huis en gezin. Eind goed al goed, zou je denken. Maar vanaf dat moment startten mijn problemen pas echt. Ik had last van depressies en ik kon niet slapen. Mijn huwelijk liep door alle spanningen op de klippen. Zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde ik weer de draad op te pakken in mijn werk.

Maar de politie liet me niet met rust. Ze weigerden mijn in beslaggenomen spullen terug te geven. Eind 2004 vond nog een inval plaats toen ik niet thuis was. Zonder een huiszoekingsbevel doorzochten agenten mijn kasten, keken onder meubels en in mijn computer.

Samen met mijn goede vriendin Regina Andresen van Stichting Humanity, bezocht ik het politiestation, op zoek naar een verklaring. ‘We zochten illegalen’, was hun merkwaardige antwoord. Nu dus geen drugs maar illegalen? Enkele maanden later was er een inval in mijn fotozaak. Weer waren ze op zoek naar illegalen. ‘Wacht maar, de Duitsers kunnen nog met je lachen’, zei een van de agenten.

Februari vorig jaar stond er opeens een aantal agenten in mijn internetwinkel. Alle klanten moesten op de grond liggen. Toen ik kwam toegesneld, weigerden ze mij uit te leggen wat er aan de hand was. Eind mei van dit jaar stonden enkele agenten weer onaangekondigd in mijn winkel. Ze draaiden eerst de beveiligingscamera’s naar het plafond voordat ze mij verhoorden.

Na deze incidenten ging het bergafwaarts met mijn zaken. Uiteindelijk ben ik de fotozaak en mijn zakenpartner kwijtgeraakt. Oktober 2007 was er weer een inval in een huis dat ik verhuur. Een nacht lang werd ik vastgehouden in een politiecel. ‘U heeft 5 aliassen, en staat in Duitsland gesignaleerd voor drugshandel, wist u dat?’, vroeg de verhorende agent mij.

Hoewel de overheid in Duitsland en Nederland mij verzekerden dat ik niet langer stond gesignaleerd op de Interpollijst, krijg ik elke keer problemen als ik naar het buitenland reis. Onlangs werd ik zelfs kort gedetineerd op Gatwick Airport vanwege mijn ‘strafblad’.

Ik kan soms nog steeds niet geloven wat er gebeurt. Mijn diepe geloof in God is het enige positieve dat uit deze treurige gebeurtenissen is voortgekomen. Als ik niet mijn God had, was ik al lang doorgedraaid.

De Nederlandse overheid heeft mij, een onschuldig man, bijna acht maanden lang gevangen gehouden vanwege hun eigen nalatigheid. Als ze hadden gezegd ‘sorry, we hebben een fout gemaakt’, dan lag er nu geen baksteen op mijn hart. Dan was ik opgelucht en bevrijd. Ik ben namelijk geen haatdragend mens. Maar ze hebben nooit excuses aangeboden.

Journalist Peter R. de Vries heeft in een van zijn uitzendingen aan de officier van justitie gevraagd hoe deze zaak zo fout kon gaan. Maar zij bleef volhouden dat er geen fouten waren gemaakt. Ik ben een civiele procedure gestart om schadevergoeding te vorderen. Alleen al de advocaatkosten zijn ongeveer 60.000 euro. De totale schade bedraagt 250.000 euro.

Maar tot nu toe wil de Nederlandse overheid maar 46.000 euro vergoeden. Voordat dit gebeurde had ik een groot vertrouwen in de Nederlandse rechtsstaat. Nu wantrouw ik de Nederlandse instituties en de mensen die er werken. Ik voel me onveilig in dit land. Mijn leven is kapot. Ik lig er nog steeds wakker van.

Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook

0 comments: