zondag 15 maart 2015

Behandeling zaak '6 van Breda'/ 'Oma Mok'

Op 17 en 18 maart vindt bij het gerechtshof in Den Haag, na de beslissing tot herziening, de inhoudelijke behandeling plaats in de zaak van de zogenoemde 'Zes van Breda'.

Hieronder enkele feiten op een rij.

Misdrijf
Op 4 juli 1993 werd om ongeveer 11.00 uur in toenmalig Chinees restaurant 'Peacock' in Breda het stoffelijk overschot gevonden van T. Mok-Cheung (56), de moeder van de eigenaar van het restaurant, in de zaak bekend geworden onder de naam 'Oma Mok'. Zij bleek door geweld om het leven te zijn gebracht.

Onderzoek
De recherche heeft van 4 juli tot 10 september 1993 onderzoek gedaan; dit bleef zonder resultaat.

Op 21 maart 1994 is het opsporingsonderzoek heropend, naar aanleiding van een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Dienst (CID) van het Regiokorps Haaglanden van 11 maart 1994.

In dit verbaal stond onder meer dat de CID in februari 1994 informatie had ontvangen over misdrijven die gepleegd zouden zijn door een aantal mensen uit Breda en Den Haag. Daarbij inbegrepen was de dodelijke overval op een Chinese vrouw in Breda. Drie van de personen die nu in de zaak rond de zogenoemde 'Zes van Breda' terechtstaan, werden met naam in het CID-verbaal genoemd (twee mannen en een vrouw).

Een nieuw samengesteld onderzoeksteam heeft gericht op hen gerechercheerd. Het onderzoek leidde tot de arrestatie van zes personen, drie mannen en drie vrouwen, die uiteindelijk zijn veroordeeld. De drie vrouwen hebben bij de politie bekennende verklaringen afgelegd; deze waren destijds van doorslaggevende betekenis voor het bewijs. Een van de drie vrouwen heeft haar bekentenis later, bij de rechter-commissaris en bij de rechtbank, ingetrokken. De andere twee vrouwen zijn niet in hoger beroep gegaan en hebben een jaar later hun bekennende verklaring, als getuige in de andere vier zaken, ter zitting van het gerechtshof in Den Bosch herhaald.

Opgelegde straffen
De drie mannen zijn veroordeeld voor het medeplegen van gekwalificeerde doodslag (doodslag gepaard gaand met, voorafgegaan door of gevolgd door een ander strafbaar feit). De drie vrouwen zijn veroordeeld voor (het medeplegen van) medeplichtigheid aan die gekwalificeerde doodslag.

A.B. (man, inmiddels 39 jaar) kreeg op 2 november 1994 door de rechtbank in Breda een gevangenisstraf van veertien jaar opgelegd. In hoger beroep veroordeelde het gerechtshof hem op 11 juli 1995 tot tien jaar gevangenisstraf. Op 10 september 1996 verwierp de Hoge Raad het beroep in cassatie.

A.T. en A.L. (beiden man, inmiddels respectievelijk 40 en 39 jaar) kregen beiden op 2 november 1994 door de rechtbank in Breda een gevangenisstraf van twaalf jaar opgelegd. In hoger beroep veroordeelde het gerechtshof hen op 11 juli 1995 tot tien jaar gevangenisstraf. Op 10 september 1996 verwierp de Hoge Raad het beroep in cassatie in beide zaken.

J. van H. (vrouw, inmiddels 40 jaar) en J. van de L. (vrouw, inmiddels 39 jaar) kregen op 26 juli 1994 door de rechtbank in Breda een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Van H. is niet in hoger beroep gegaan. Van de L. is in hoger beroep veroordeeld tot dezelfde straf. Zij heeft daartegen geen beroep in cassatie ingesteld.

C.N. (vrouw, inmiddels 40 jaar) kreeg op 11 oktober 1994 door de rechtbank in Breda een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. In haar zaak is evenmin hoger beroep ingesteld.

Alle betrokkenen hebben de opgelegde straffen uitgezeten.

Herziening
Een van de veroordeelden, A.T., heeft zijn veroordeling onder de aandacht gebracht van het door hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen geleide project 'Gerede Twijfel Antenne VU', dat vervolgens onderzoek heeft verricht en een rapport opstelde. Dit rapport is voorgelegd aan de toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Het Openbaar Ministerie heeft op verzoek van de toegangscommissie nader onderzoek laten doen. Eind 2009 hebben de toegangscommissie en het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie de zaak voorgelegd aan de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad. Hij heeft de zaak in onderzoek genomen; op zijn verzoek is een team van rechercheurs en een officier van justitie opnieuw met de zaak aan de slag gegaan. Ook heeft het Nederlands Forensisch Instituut nieuw technisch onderzoek verricht.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft de PG in juni 2012 bij de Hoge Raad herziening van de zaak tegen 'de Zes' gevorderd. In december 2012 heeft de Hoge Raad de vordering tot herziening gegrond bevonden en de zaak verwezen naar het gerechtshof in Den Haag. Dit hof moet de zaak opnieuw behandelen en kan de veroordelingen handhaven dan wel alsnog vrijspreken. Ook het toepassen van een minder zware strafbepaling of het veroordelen tot een lagere straf behoort in geval van bewezenverklaring tot de mogelijkheden.

De Hoge Raad heeft de herziening bevolen omdat de verklaringen van twee getuigen niet stroken met de bekennende verklaringen van de vrouwen. Het gaat daarbij om getuigen die naar eigen zeggen in de bewuste nacht tussen 02.30 en 04.30 uur in een bushokje hebben gezeten, met direct uitzicht op de ingang van het betrokken Chinese restaurant, en niets bijzonders zouden hebben gezien. De op 3 augustus 1993 telefonisch afgelegde verklaringen van deze getuigen zaten destijds wel in het politiedossier maar niet in het justitiedossier; die verklaringen heeft de rechter destijds dus niet in de beoordeling kunnen betrekken. De Hoge Raad heeft de beide verklaringen aangemerkt als novum, de grondslag voor de herziening. Daarbij is het criterium dat het ernstige vermoeden rijst dat de rechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Zekerheid hoeft daarover echter niet te bestaan.

In de nieuwe behandeling van de zaak, na de beslissing tot herziening, hebben inmiddels drie regiezittingen plaatsgevonden waar onderzoekswensen zijn besproken. Het gedane onderzoek betreft onder andere dat de raadsheer-commissaris (achter gesloten deuren) in het bijzijn van de advocaten en de advocaat-generaal circa veertig getuigen heeft gehoord. Ook hebben drie deskundigen onderzoek gedaan naar de (theoretische achtergrond van) bekennende verklaringen. Verder zijn er diverse (cognitieve) testen afgenomen bij de vrouwelijke verdachten en van hen zijn tevens zgn. 'diepte-interviews' afgenomen.

De zittingsdagen 17 en 18 maart zijn (onder meer) gereserveerd voor de verhoren van de zes veroordeelden als verdachte én in vier zaken als getuige in elkaars zaken. Het requisitoir van advocaat-generaal mr W.P.A. Korver staat gepland voor 31 maart (gehele dag). De uitspraak van het gerechtshof is voorzien op 3 juni as.

Plaats op NuJij Voeg toe aan Blig Facebook Facebook